Voortplantingsstelsel; spermatogenese en ejaculatie (zaadlozing)

De vorming van rijpe zaadcellen (spermatozoën) vindt plaats in de testes (teelballen). Sperma bestaat echter maar voor een klein deel (1-3%) uit spermatozoën. Het grootste deel van het sperma bestaat uit vocht wat de overlevingskansen van de spermatozoën vergroot, door het zure milieu van de vagina te neutraliseren en de spermatozoën te voeden. De spermatozoën zijn haploïde cellen (gameten). Tijdens de ejaculatie komt er tussen de 3 tot 5ml sperma vrij.

Vorming van zaadcellen (spermatozoën)
De vorming van rijpe zaadcellen (spermatozoën) duurt ruim twee maanden en vindt plaats in de testes (teelballen). Uit elke diploïde moedercel ontstaan uiteindelijk vier rijpe spermatozoën. De vorming van rijpe zaadcellen begint in de puberteit en gaat bijna het gehele leven daarna door.

De vorming van rijpe zaadcellen bestaat uit drie fasen:

  1. De mitose is de eerste fase. In de mitose vindt de vorming van spermatogonia plaats. In de mitose vinden celdelingen plaats waarbij diploïde dochtercellen (primaire spermatocyten) ontstaan. Diploïde hebben evenveel chromosomen (46 chromosomen; 23 paren) als de moedercel. Na de mitose volgt de meiose.
  2. De meiose is de tweede fase. Meiose bestaat uit meiose I en II. In de meiose worden 4 haploïde voortplantingscellen, oftewel gameten gevormd. Haploïde cellen bevatten geen 23 chromosomenparen, maar van ieder chromosomenpaar, maar 1 chromosoom. De gameet (eicel) die de vrouw vormt, bevat ook maar 1 chromosoom van ieder chromosomenpaar. Bij de bevruchting vormen de 23 chromosomen van de man en vrouw weer 23 chromosomenparen. De cellen die in de meiose worden gevormd, worden spermatiden genoemd.
  3. De spermiogenese is de derde fase. In de spermiogenese worden de spermatiden omgevormd tot spermatozoën (rijpe spermacellen)

Man of vrouw, X of Y
Tijdens de bevruchting smelten de 23 chromosomen van de spermatozo en oöcyt samen tot 23 chromosomenparen. Het 23ste chromosoom van de vrouw en man wordt het geslachtschromosoom genoem. Wanneer bij de bevruchting het 23ste chromosomenpaar uit XX bestaat, is het geslacht van het embryo een vrouw. Wanneer bij de bevruchting het 23ste chromosomenpaar uit XY bestaat, is het geslacht van het embryo een man. Het 23ste chromosoom van de oöcyt is altijd een X. Het 23ste chromosoom van de spermatozo kan een X-chromosoom, of Y-chromosoom zijn. De man bepaalt dus in zekere zin het geslacht van het embryo.

De spermatozo (spermacel)
De spermatozo bestaat uit een kop, een middendeel en de staart. De kop van de spermatozo bevat de 23 chromosomen en aan de voorkant een structuur die enzymen bevat die noodzakelijk zijn om de buitenlaag van de eicel binnen te dringen, zodat bevruchting mogelijk is. Deze structuur wordt de acrosoom genoemd. Het middendeel van de spermatozo bevat veel mitochondriën die de energie vrijmaken om de staart aan te drijven. De staart van de spermatozo zorgt ervoor dat deze zichzelf kan voortbewegen richting de oöcyt.

Ejaculatie van sperma (zaadlozing)
Hoewel de vorming van spermatozoën plaatsvindt in de testes, spelen andere geslachtsorganen van de man een grote rol bij de vorming van het uiteindelijke sperma. Sperma bestaat uit, spermatozoën (1-3%), vocht van de klieren van Cowper en vesiculae seminalis (70%) en prostaatvocht (20-30%).

De testes produceren spermatozoën en testosteron. De spermatozoën worden tijdelijk opgeslagen in de epidimys (bijballen). De epidimys verwijdert slechte spermatozoën en voedt de spermatozoën.

Via de ductus deferens (zaadleider) komen spermatozoën tijdens een ejaculatie in de urethra (urineleider). De klieren van Cowper scheiden vocht (voorvocht) uit wat het zure mileu van de urethra neutraliseert, voordat de spermatozoën in de urethra komen. Urine is namelijk schadelijk voor de spermatozoën.

De vesiculae seminalis (zaadblaasjes) voegen vloeistof (ongeveer 70% van het volume van het sperma) aan de spermatozoën toe wat het zure mileu van de vagina neutraliseert. Dit vergroot de overlevingskansen van de spermatozoën in de vagina.
De prostaat voegt daarna ook basische vloeistof en hulpstoffen (ongeveer 20-30% van het volume van het sperma) toe aan de spermatozoën. Ook sluit de prostaat de urethra af ter hoogte van de blaas. Hierdoor kan er geen urine in de urethra en kan er geen sperma in de blaas kan komen.

Ejaculatie vindt plaats tijdens het orgasme van de man. Een orgasme vindt plaats wanneer receptoren in de glans penis (eikel) van de man sterk worden geprikkeld. Deze sterke prikkeling zorgt ervoor dat het (ortho)sympatisch zenuwstelsel de m. bulbospongiosus laat samentrekken. Deze spier initieert de ejaculatie. Tijdens de ejaculatie komt er tussen rond 3 tot 5ml sperma vrij.

Na de ejaculatie volgt vaak de refractaire periode. In de refractaire periode is het moeilijk om een erectie te krijgen en is de man vaak vermoeid en is stimulatie onprettig.

Bronnen:

JE. Hall, 2013, Pocket Companion to Textbook of Medical Physiology, Elsevier Inc
GA Thibodeau, Patton KT 2012, Anatomy & Physiology, Mosby/Elsevier
EN Marieb, Hoehn K 2012, Human Anatomy & Physiology, Pearson/Benjamin Cummings